Info

Aandachtspunten voor het optimaliseren van de maaikwaliteit

De oogstketting voor ruwvoer bestaat uit verschillende machines. Daarbij komt de maaier als eerste aan bod. Naast de keuze van dit werktuig is het belangrijk om erop te letten dat het goed is afgesteld, vooral om te voorkomen dat er aarde in het voer komt, maar ook om te voorkomen dat de passage van de volgende machines wordt bemoeilijkt.

De kwaliteit van het ruwvoer kan tijdens de oogst al verslechteren door een verkeerde keuze van de apparatuur of door onjuist gebruik ervan. Daarom lijkt het ons zinvol om de machinespecifieke onderdelen te benadrukken die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van het voer in de oogstketting van maaier tot hark.

Respecteer een maaihoogte van 6 cm

De eerste machine die in contact komt met het ruwvoer op het moment van de oogst, is uiteraard de maaier. Daar herinnert Dominique Emond, manager Pöttinger Belgium, ons aan. Hij is onze gesprekspartner en gids bij het thema dat we in dit artikel aansnijden. “Het is goed gekend dat de ideale maaihoogte voor gras zich ongeveer op 6 cm van de bodem bevindt. Deze hoogte optimaliseert de hoeveelheid ruwvoer die geoogst wordt, zonder de hergroei van het gras te belemmeren. Om deze hoogte zo goed mogelijk te respecteren, zijn de dikte en de configuratie van de messenbalk belangrijk.

Er zijn op de markt 2 constructieprincipes voor de tandwielkast of het carter van de messenbalk verkrijgbaar: geschroefd of gelast. Een geschroefd carter is van nature dikker dan een gelast exemplaar. Dit aspect kan ervoor zorgen dat de maaihoogte soms hoger ligt dan gewenst. “Het is een punt waar je aandacht voor moet hebben als je een keuze maakt voor een bepaald type machine. De gebruikte bouwwijze hier beïnvloedt onmiddellijk de capaciteit”, legt Emond uit.

Let op de positie van de glijsloffen

“Een zeer slechte gewoonte bij meerdere gebruikers is om de maaihoogte af te stellen via de topstang (het derde punt). Dit creëert dezelfde risico’s als voorgaand aan bod kwam. Daarom is het nuttig om te herhalen dat een schijvenmaaier is uitgerust met glijsloffen. Die ondersteunen de maaibalk en doen hem vlot over de bodem glijden. Ze zijn zo ontworpen, opdat ze vlak zouden staan ten opzichte van het maaiveld.

De lengte van de topstang aanpassen zorgt voor het kantelen van de maaibalk naar voren of zelfs naar achteren. De glijsloffen komen dus enkel in aanraking met de bodem dankzij hun tip of hiel. Dit kan schade aan de grasmat veroorzaken, met grasplukken die verwijderd worden of zelfs volledige strepen die verdwijnen of nog een golvend patroon dat ontstaat doordat de maaimessen niet parallel aan de bodem draaien”, verwittigt Dominique Emond.

“De maaihoogte wordt geregeld door het veranderen van de glijsloffen, die in verschillende diktes beschikbaar zijn. Bij Pöttinger bijvoorbeeld is de standaarddikte 4 mm. Die zijn echter niet geschikt voor het maaien van vlinderbloemigen, daar die een grotere maaihoogte vereisen dan gras. In dit geval kunnen de glijsloffen vervangen worden door andere hogere uitvoeringen.”

Voor mengteelten wordt vaak gekozen voor versies van 2 cm, voor het maaien van luzerne of klaver zijn er uitvoeringen van 4 cm. Er wordt ook voor een dikkere versie gekozen op bodems die minder goed aangedrukt zijn, of waar we een hogere maaihoogte willen om geen aarde in het gewas te laten komen.

Lees het volledige verhaal via: https://www.landbouwleven.be/22574/article/2025-06-01/aandachtspunten-voor-het-optimaliseren-van-de-maaikwaliteit

Nicolas Higuet
Previous Article

Send this to a friend